2.3 Geschiedenis van het Hart
"Hier is mijn geheim, mijn simpele geheim. Alleen met het hart kun je goed zien. Wat essentieel is, is onzichtbaar voor het oog." ~Antoine de Saint-Exupéry
Samen met vele klassieke filosofen en wetenschappers beschouwde de Griekse filosoof Aristoteles (384–322 v.Chr.) het hart als het centrum van het lichaam en als de zetel van het leven, de emotie, het verstand, de wil, de intelligentie, het levensdoel en de geest. Aristoteles beschreef organen rond het hart, met name de longen en de hersenen, als simpelweg nodig om het hart te koelen. In de tweede eeuw na Christus schrijft de arts, chirurg en filosoof Aelius Galenus (beter bekend als Galen van Pergamon) zijn bekende wetenschappelijke verhandeling 'Over het nut van de delen van het lichaam' waarin hij het hart noemt als het orgaan dat het meest verwant is aan de ziel; "de bron van de aangeboren warmte waardoor het dier wordt bestuurd". 
graphic
De ideeën van Galen domineerden de algemene (medische) wetenschap van de 2-de tot het midden van de 17-de eeuw. In 1025 publiceerde Avicenna ondertussen zijn 'Canon van de Geneeskunde' waarin het hart wordt uitgelegd als 'een intelligent orgaan dat alle andere organen aanstuurt en controleert' en '[het hart is] de wortel van alle vermogens en geeft de vermogens van voeding, leven, vrees en beweging aan een aantal andere leden en organen'.  
graphic
De tekeningen die Leonardo da Vinci van het hart maakte (pl. 1490) illustreren het typische Renaissance beeld van het hart als een Galenisch orgaan met twee fundamentele kamers, gedeeld door het septum. Leonardo beschrijft zelf de overeenkomst die hij ziet tussen de pompende hartbewegingen en de afwisseling tussen berouw en verlangen. 
In de ‘Oxford Englisch Dictionary’ staat een duizend jaar oude definitie van het hart en van de relatie tussen het hart en geest/spiritualiteit: "Hart: De zetel van iemands diepste gedachten en geheime gevoelens; iemands diepste wezen; de diepten van de ziel; de ziel, de geest."*
Dankzij een opleving in de anatomie tijdens de renaissance maakte de medische wetenschap rond 1550 voorzichtige stapjes om het hart in verband te brengen met een 'bloedsomloop'. Toch duurde het tot de Engelse arts William Harvey in 1628 zijn wetenschappelijk werk over 'de circulatie van het bloed' publiceerde dat een alternatief voor de Galense fysiologie breder en algemener aanvaard werd. De notie van Aristoteles over de belangrijkheid van het hart hield Harvey echter recht overeind. In 1653 schrijft hij daarover: "Het hart is gelegen achter de 4-de en 5-de rib. Het is daarmee het belangrijkste onderdeel omdat het op de belangrijkste plek, zoals het midden van een cirkel, het midden van het essentiële lichaam ligt." 
Al in het oude Egypte was het hart een belangrijk (onder)deel van de ziel: de zetel van emoties, gedachten, wil en intentie en (daarom) de sleutel tot het leven na dit leven. In de traditionele Chinese geneeskunde is het hart () het centrum van 'Shen' (geest, god of godheid, spiritualiteit of bovennatuurlijk, bewustzijn etc.) en tot op de dag van vandaag staat het teken  voor zowel het hart als voor 'mind', ziel, geest of centrum, kern.
In de jaren sinds Leonardo da Vinci heeft de definitieve splitsing tussen 'de wetenschap' en 'de rest' zich geleidelijk maar onafwendbaar voltrokken. Rienk Vermij** noemt dit 'een lange weg naar verzelfstandiging'. Die ontwikkeling lijkt te zijn doorgeschoten tot de ontwikkeling van een dogmatische 'zuivere wetenschap'. Gebrek aan 'empirisch bewijs' is in die moderne wetenschap steeds vaker voldoende tegenbewijs en op basis daarvan wordt een aantal zaken die duizenden jaren lang aan het hart werden toegeschreven als 'bewezen onjuist' beschouwd. Daarbij komt dat de ontwikkeling en inzet van nieuwe technologie er toe heeft geleid dat het hart de centrale plek in het menszijn volledig heeft af moeten staan aan het brein. Zou Aristoteles nu leven dan zou hij wellicht ook, samen met de neurologen, "het brein als het centrum van het lichaam en als de zetel van het leven, de emotie, het verstand, de wil, intelligentie, het levensdoel en de geest" beschouwen. Het boek van neurobioloog Dick Swaab 'Wij zijn ons Brein' is een uiterst geslaagd voorbeeld van het axioma dat de schepping de schepper is... en alles wat daaruit volgt. Het door neurowetenschappers concentreren op (alleen maar) die hersenen als 'centrum van mens-zijn' moet helaas wel ontaarden in ook het regelmatig omdraaien van oorzaak en gevolg, immers kunnen de hersenen als kern van ons wezenlijke mens-zijn 'dus' uiteindelijk alleen maar oorzaken onthullen... Zo heeft een team van wetenschappers onderzoek gedaan naar activiteiten in de hersenen wanneer een mens empathisch is. Patrick R. Hof, M.D., professor in de Neurowetenschap van het Mount Sinai Medical Center in New York zegt dat hij en zijn team voor het eerst hebben aangetoond dat een bepaald plekje in het brein (anterior insular cortex) de plek is waar menselijke empathie vandaan komt... Het is een conclusie van de categorie "Ik pas in mijn jas. Mijn jas past in mijn tas. Dus ik pas in mijn tas." Het is het omdraaien van Oorzaak en Gevolg. Volgens dezelfde logica als die welke Hof en de meeste moderne neurowetenschappers hanteren is in een auto de snelheidsmeter de plaats waar de snelheid van de auto vandaan komt... 
Van het 'orgaan van de ziel' is het hart 'wetenschappelijk' en functioneel tot holle spier, tot ‘alleen maar’ de pomp van de bloedsomloop gereduceerd, en van koelradiator voor het hart is het brein 'wetenschappelijk' en functioneel tot oorzaak én gevolg van ons individueel menszijn opgeklommen. Zoals Bredero rond 1600 al zei: het kan verkeren. Dit boek geeft een aanzet om een positie te vinden die, net als de waarheid, ergens in het midden tussen deze twee extremen ligt, het allemaal met elkaar in balans belicht én deze informatie praktisch toepasbaar te maken. 
___________________________________________
* Heart: The seat of one’s inmost thoughts and secret feelings; one’s inmost being; the depths of the soul; the soul, the spirit.
**Prof. dr. Rienk Vermij - University of Oklahoma, department of history of science.